GV-1 Misvatting/veel gemaakte fout: het niet of niet volledig toepassen van de rekenregels m.b.t. machten
A: Alleen x tot de macht verheven B: Juist C: 2 vermenigvuldigd met 3 i.p.v. tot de macht 3
Tags: rekenregels voor machten
GV-2 Misvatting/veel gemaakte fout: het niet of niet volledig toepassen van de rekenregels m.b.t. machten:
A: 2 niet tot de macht verheven én bij x de exponenten optellen i.p.v. vermenigvuldigen B: bij x de exponenten optellen i.p.v. vermenigvuldigen C: 2 niet tot de macht verheven D: Juist
GV-10 Misvatting: Breuken en negatieve exponenten door elkaar halen
A: Haalt gebroken en negatieve exponenten door elkaar B: Schrijft 16 in breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent C: Juist D: Schrijft 2 uit breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent
GV-11 Misvatting: Breuken en negatieve exponenten door elkaar halen
A: Schrijft 27 in breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent B: Schrijft 1/3 uit breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent C: Juist D: Haalt gebroken en negatieve exponenten door elkaar
GV-10 Misvatting: Breuken en negatieve exponenten door elkaar halen
A: Haalt gebroken en negatieve exponenten door elkaar B: Schrijft 16 in breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent C: Juist D: Schrijft 2 uit breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent
GV-11 Misvatting: Breuken en negatieve exponenten door elkaar halen
A: Schrijft 27 in breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent B: Schrijft 1/3 uit breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent C: Juist D: Haalt gebroken en negatieve exponenten door elkaar
DI-3 Misvatting: Kettingregel niet correct gebruiken.
A Kettingregel vergeten te gebruiken. Gedifferentieerd alsof 3????^2 wordt gedifferentieerd. B De 2 gebruikt. In G&R wordt de formule alleen als ????(????)=????(????????+????)^???? gegeven, waardoor de misvatting kan ontstaan dat het eerste getal na het haakje moet worden gebruikt. C Correct D Geeft weer wanneer leerlingen geen idee hebben hoe een soortgelijk probleem aan te pakken
DI-4 Misvatting: Kettingregel niet correct gebruiken bij gebroken functies.
A Leerling denkt −2−1=−1 bij het berekenen van de nieuwe exponent. B Correct C Kettingregel vergeten te gebruiken. Gedifferntieerd als 7????^(−2). D Alleen herschreven, niet gedifferentieerd.
DI-5 Misvatting: Verkeerd herleiden van een gebroken functie.
A Allereerst de formule gelezen als 6/3????+6/1, hierna foutief herleid tot 6????/3+6. B De formule gelezen als 6/3????+6/1. C Correct D Bij het herschrijven de regel voor herschrijven van ????/〖(????????+????)〗^???? verward met de regel voor het herschrijven van c√(????????+????)
DI-6 Misvatting: Kettingregel niet correct gebruiken.
A Kettingregel vergeten te gebruiken. Gedifferentieerd alsof 3????^2 wordt gedifferentieerd. B Correct C De 2 niet gebruikt. In G&R wordt de formule alleen als ????(????)=????(????????+????)^???? gegeven, waardoor de misvatting kan ontstaan dat het eerste getal na het haakje moet worden gebruikt. D Geeft weer wanneer leerlingen geen idee hebben hoe een soortgelijk probleem aan te pakken
GV-10 Misvatting: Breuken en negatieve exponenten door elkaar halen
A: Haalt gebroken en negatieve exponenten door elkaar B: Schrijft 16 in breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent C: Juist D: Schrijft 2 uit breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent
GV-11 Misvatting: Breuken en negatieve exponenten door elkaar halen
A: Schrijft 27 in breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent B: Schrijft 1/3 uit breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent C: Juist D: Haalt gebroken en negatieve exponenten door elkaar
Deze PowerPoint bevat diagnostische vragen over lorenzkracht
Misvatting: Leerlingen denken dat magnetische veldlijnen de richting van de magnetische kracht aangeven. Het werkt echter via de linkerhandregel
A Je denkt misschien dat negatieve deeltjes met de magneetveldlijnen mee bewegen (richting noord). Dit is niet zo, er ontstaat een lorentzkracht die een middelpuntzoekende kracht is. B Je denkt misschien dat negatieve deeltjes tegen de magneetveldlijnen in bewegen (richting ZUID). Dit is niet zo, er ontstaat een lorentzkracht die een middelpuntzoekende kracht is. C Correct D Je hebt wel inzicht in de FBI-regel, maar je hebt hem verkeerd om toegepast. Mogelijke vergissingen: – Elektron is negatief de stroomrichting is dus tegen de klok in – Verkeerde handregel gebruikt E Kijk nog eens goed naar de regel voor de richting van de Lorentzkracht F Kijk nog eens goed naar de regel voor de richting van de Lorentzkracht
Auteurs: NVON werkgroep
Misvatting: : Leerlingen denken dat magnetische veldlijnen de richting van de magnetische kracht aangeven. Het werkt echter via de linkerhandregel én deze kracht werkt alleen op bewegende ladingen.
A Een magneet oefent alleen een kracht uit op een bewegende lading en in dat geval staat die kracht nooit in de richting van de magneet B Een magneet oefent alleen een kracht uit op een bewegende lading en in dat geval staat die kracht nooit in de richting van de magneet C Een magneet oefent alleen een kracht uit op een bewegende lading D Een magneet oefent alleen een kracht uit op een bewegende lading E Correct. Een magneet oefent alleen een kracht uit op een bewegende lading Auteurs: NVON werkgroep
Misvatting: Noord en plus zijn synoniemen. Dat is niet zo: Noord en Zuid gaat over magneten, en plus en min over ladingen. Natuurlijk hebben ze wel met elkaar te maken: Een bewegende lading in een magneetveld voelt een kracht. Maar het is zeker niet hetzelfde.
A Een magneet oefent alleen een kracht uit op een bewegende lading en in dat geval staat die kracht nooit in de richting van de magneet B Een magneet oefent alleen een kracht uit op een bewegende lading en in dat geval staat die kracht nooit in de richting van de magneet C Stroom bestaat uit bewegende lading; dit heeft niks met noord- of zuidpolen te maken D Correct
Auteurs: NVON werkgroep
De vragen en toelichtingen vallen onder een CC BY-SA 4.0 licentie https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0
Deze PowerPoint bevat diagnostische vragen over serie schakelen
Misvatting: Leerlingen denken dat de stroomsterkte in een serieschakeling vast staat. Dat komt door wat ze geleerd hebben: I_tot = I_1 = I_2. Maar deze regel zegt alleen dat de stroomsterkte door elke component op elk moment gelijk is aan elkaar. Bijvoorbeeld: Mijn huis is evenveel waard als dat van mijn buurman, maar beide prijzen kunnen wel tegelijkertijd stijgen of dalen.
A: Correct B: Je denkt misschien: de stroomsterkte in een serieschakeling is constant. Maar de stroomsterkte in een serieschakeling kan wel veranderen. Alleen is op elk moment de stroomsterkte door elke component. Bijvoorbeeld: Mijn huis is evenveel waard als dat van mijn buurman, maar beide prijzen kunnen wel tegelijkertijd stijgen of dalen. C: Je denkt misschien: Meer lampjes hebben meer stroom nodig. Maar de spanning staat vast. De weerstand wordt groter, dus de stroomsterkte neemt af. D: De spanning en/of weerstand is hier niet nodig. Extra lampje in serie betekent meer totale weerstand. Bij constante spanning levert dat (U=IR) een kleinere stroomsterkte.
Auteurs: G.J. de With (i.s.m. J. Voorzanger en J. Brill) Bron: Paul Hewitt: 60 Questions Physics Students should know, vr 30
Misvatting: Leerlingen denken: Meer weerstand -> minder stroomsterkte -> minder fel branden. Maar ze zien niet dat hier de spanning verdeeld wordt naar rato van de weerstanden. De lamp van 4 Ω krijgt de meeste spanning en brandt dus het felst.
A Je denkt misschien: Weinig weerstand betekent veel stroom. Maar bedenk je dat in een serieschakeling de stroom door elke component gelijk is. De spanning wordt verdeeld. B Correct C De lampjes krijgen wel evenveel stroom (want het is een serieschakeling). Maar de spanning is niet even groot. D De spanning en de stroomsterkte zijn niet gegeven, toch kun je met redeneren deze vraag beantwoorden.
Auteurs: NVON werkgroep Misvatting: Leerlingen denken: Meer weerstand -> minder stroomsterkte -> minder fel branden. Maar ze zien niet dat hier de spanning verdeeld wordt naar rato van de weerstanden. De lamp van 4 Ω krijgt de meeste spanning en brandt dus het felst.
A Je denkt misschien: Weinig weerstand betekent veel stroom. Maar bedenk je dat in een serieschakeling de stroom door elke component gelijk is. De spanning wordt verdeeld. B Correct C De lampjes krijgen wel evenveel stroom (want het is een serieschakeling). Maar de spanning is niet even groot. D De spanning en de stroomsterkte zijn niet gegeven, toch kun je met redeneren deze vraag beantwoorden.
Auteurs: NVON bijeenkomst
Misvatting: De stroomsterkte in een serieschakeling kan niet veranderen (zie 1e vraag). Verder goed opletten dat het om de totale weerstand gaat, niet om de weerstand van de variabele weerstand alleen.
Uitwerking: De totale weerstand van de schakeling neemt toe van 200 Ω naar 400 Ω. De weerstand wordt dus 2x zo groot. De spanning blijft gelijk, dus de stroomsterkte wordt 2x zo klein (????=????⋅????). De stroomsterkte is dus 30 mA.
A De regelbare weerstand wordt 3x zo groot, dus je denkt misschien dat de stroomsterkte 3x zo klein wordt. Maar de totale weerstand gaat van 200 Ω naar400 Ω, dus 2x zo groot. B Correct C Je denkt misschien: in een serieschakeling blijft de stroomsterkte constant. Maar de regel is: in een serieschakeling is de stroomsterkte door elke component gelijk. De totale stroomsterkte kan wel toe- of afnemen volgens ????=????⋅????. D Je denkt misschien: de weerstand wordt 2x zo groot, dus de stroomsterkte wordt ook 2x zo groot. Maar in de formule ????=????⋅???? blijft de spanning ???? constant. De weerstand wordt 2x zo groot, dus dan moet de stroomsterkte wel 2x zo klein worden.
Auteurs: NVON werkgroep Misvatting: De stroomsterkte in een serieschakeling kan niet veranderen (zie 1e vraag). Verder goed opletten dat het om de totale weerstand gaat, niet om de weerstand van de variabele weerstand alleen.
Uitwerking: De totale weerstand van de schakeling neemt toe van 200 Ω naar 400 Ω. De weerstand wordt dus 2x zo groot. De spanning blijft gelijk, dus de stroomsterkte wordt 2x zo klein (????=????⋅????). De stroomsterkte is dus 30 mA.
A De regelbare weerstand wordt 3x zo groot, dus je denkt misschien dat de stroomsterkte 3x zo klein wordt. Maar de totale weerstand gaat van 200 Ω naar400 Ω, dus 2x zo groot. B Correct C Je denkt misschien: in een serieschakeling blijft de stroomsterkte constant. Maar de regel is: in een serieschakeling is de stroomsterkte door elke component gelijk. De totale stroomsterkte kan wel toe- of afnemen volgens ????=????⋅????. D Je denkt misschien: de weerstand wordt 2x zo groot, dus de stroomsterkte wordt ook 2x zo groot. Maar in de formule ????=????⋅???? blijft de spanning ???? constant. De weerstand wordt 2x zo groot, dus dan moet de stroomsterkte wel 2x zo klein worden.
Auteurs: NVON bijeenkomst
De vragen en toelichtingen vallen onder een CC BY-SA 4.0 licentie https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0
GV-1 Misvatting/veel gemaakte fout: het niet of niet volledig toepassen van de rekenregels m.b.t. machten
A: Alleen x tot de macht verheven B: Juist C: 2 vermenigvuldigd met 3 i.p.v. tot de macht 3
Tags: rekenregels voor machten
GV-2 Misvatting/veel gemaakte fout: het niet of niet volledig toepassen van de rekenregels m.b.t. machten:
A: 2 niet tot de macht verheven én bij x de exponenten optellen i.p.v. vermenigvuldigen B: bij x de exponenten optellen i.p.v. vermenigvuldigen C: 2 niet tot de macht verheven D: Juist
G1, eenheidscirkelMisvatting: De hoek hangt af van de grootte van de cirkel (ipv de verhouding).
A: De hoek is even groot, dit is het goede antwoord. B: De hoek is 2x zo groot want de straal is 2x zo groot. C: Omdat de straal 2x zo groot wordt, wordt de hoek 2x zo klein. D: Dat kun je niet weten omdat je denkt dat op basis van deze gegevens je geen antwoord kunt geven.
Tags: Goniometrie, Wiskunde B, Bovenbouw, Radialen, Wiskunde A
G-2 Misvatting: De hoek hangt af van de grootte van de cirkel (ipv de verhouding).
A: De hoek is even groot, dit is het goede antwoord. B: De hoek is 3x zo groot want de straal is 3x zo klein C: Omdat de straal 3x zo klein wordt, wordt de hoek 3x zo klein. D: Dat kun je niet weten omdat je denkt dat op basis van deze gegevens je geen antwoord kunt geven.
Tags: Goniometrie, Wiskunde B, Bovenbouw, Radialen, Wiskunde A
G-3 Misvatting: Sinus en cosinus door elkaar halen en dat de sinus waarde op de y-as ligt ipv dat het de y coordinaat is.
A, sinus en cosinus door elkaar gehaald. B, dit is het goede antwoord. C, x=0, cos (270)=0. D, x=0, -cos(90)=0
Tags: Goniometrie, Wiskunde B, Bovenbouw, Graden, Wiskunde A
G-4 Misvatting: Sinus en cosinus door elkaar halen, kwadranten door elkaar halen.
A, eerste antwoord hoort bij de sinus, dit is fout. Wel bedacht dat het verticaal is. B, sinus en cosinus door elkaar gehaald. C, 1/6 pi gaat wel goed, en daarna pi- 1/6 pi gedaan, D, dit is het goede antwoord.
Tags: Goniometrie, Wiskunde B, Bovenbouw, Graden, Wiskunde A
Deze PowerPoint bevat diagnostische vragen over chemisch rekenen
Misvatting: molverhouding uit reactievergelijking gebruiken als massaverhouding
A molverhouding (fout) gebruikt als massaverhouding ( 2 : 1 ) B voor zuurstof is de massa 16,00 gebruikt; of 32,00 en molverhouding niet gebruikt C molverhouding als massaverhouding gebruikt ( 1 : 2 ) D juist
Auteurs: Doesjka Nijdeken en Suzy Maljaars
Misvatting: molverhouding uit reactievergelijking gebruiken als massaverhouding
A juist B molverhouding gebruikt als massaverhouding ( 1 : 3 ) C molverhouding (fout) gebruikt als massaverhouding ( 3 : 1 ) D 9,0 gram waterstof en uitrekenen hoeveel gram stikstof er ontstaat (getallen omgedraaid)
Auteurs: Doesjka Nijdeken en Suzy Maljaars
Misvatting: molverhouding in reactievergelijking niet goed toepassen bij rekenen aan reacties
A molverhouding ammoniak : zuurstof omgewisseld ( 7 : 4 ipv 4 : 7 ) B molverhouding ammoniak en zuurstof bij elkaar opgeteld (7 + 4 = 11) dan doorgaan met 7/11 van 10,0 mol = 6,36 mol C juist D rekenen met massaverhouding (10,0 mol is dan 10,0 gram, delen door 17,03, delen door 4, vermenigvuldigen met 7, vermenigvuldigen met 32,00)
Auteurs: Doesjka Nijdeken en Suzy Maljaars
De vragen en toelichtingen vallen onder een CC BY-SA 4.0 licentie https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0