Zuren en basen
Scheikunde voor niveau vwo 6, vwo, vwo 4, vwo 5, vwo, 6, vwo, 4, vwo, 5
PowerPoint met diagnostische vragen bij het onderwerp zuren en basen voor vwo om snel formatief te handelen
zuur, base, zuren en basen, reactievergelijkingen, iol
Hieronder zie je de dia’s inclusief toelichting. Gebruik de knop hieronder om de presentatie (Powerpoint) te downloaden.
Download presentatie (.pptx)

Misvatting: je noteert een zuur altijd in losse ionen, ook als het een zwak zuur is
A Leerlingen denken dat dit een sterk zuur is en dit is de juiste notatie van een sterk zuur in losse ionen, maar HCOOH is een zwak zuur
B Leerlingen denken dat dit een sterk zuur is maar geven verkeerde losse ionen: geen tweewaardig zuur, CO2 heeft ook iets met zuren te maken, toch?
C GOED zwak zuur noteren als moleculaire stof
D Leerlingen denken dat er alleen een H afgaat bij een zuur.

Misvatting: je noteert een zuur altijd in losse ionen, ook als het een zwak zuur is
A Leerlingen denken dat CHCOOH een sterk zuur is en dit is de notatie van sterk zuur in losse ionen, maar CHCOOH is een zwak zuur
B GOED Leerlingen weten dat het een zwak zuur is en dat dat als moleculaire stof(aq) genoteerd wordt.
C Leerlingen denken dat het een vloeibare stof is en geen oplossing.
D Leerlingen denken dat er bij een oplossing altijd HO voor de pijl moet staan

Misvatting: je noteert een sterk zuur zoals een zwak zuur
A GOED leerlingen weten dat salpeterzuur een sterk zuur is en dat dit de juiste notatie is
B leerlingen denken dat salpeterzuur een zwak zuur is en dat deze notatie geldt
C leerlingen denken dat de notatie in losse deeltjes is, maar dat er geen ionladingen genoteerd hoeven worden
D leerlingen hebben ‘oplossing’ opgevat als molecuul en water

Misvatting: pH wordt hoger als [H+] stijgt (voorkennis is verschil zwakke /sterke zuren!)
A leerlingen denken dat dit een zuur is en dat is het niet; OF ze denken dat een zoutoplossing geen pH heeft en dus een pH=0
B leerlingen herkennen een sterk zuur: ioniseert volledig leerlingen herkennen een eenwaardig sterk zuur dus [H+] = concentratie oplossing, maar hebben niet gezien dat er ook een tweewaardig sterk zuur bij staat
C GOED: tweewaardig sterk zuur: ioniseert volledig dus [H+] > concentratie oplossing
D leerlingen zien een driewaardig zwak zuur [H+] < lager dan concentratie oplossing, en ze denken dat het een sterk zuur is, met dus een hele lage pH

Misvatting: pH wordt hoger als [H+] stijgt (voorkennis is verschil zwakke /sterke zuren!)
A GOED pH = 7 leerling weet dat water neutraal is en dat de andere drie zuren zijn en dus een pH lager hebben dan 7
B de leerling herkent een eenwaardig sterk zuur: ioniseert volledig dus [H+] = 0,1 M. Hoe meer H+ = hoger pH?
C de leerling herkent een tweewaardig sterk zuur: ioniseert volledig dus [H+] > 0,1 M. Hoe meer H+ = hoger pH?
D de leerling herkent een driewaardig zwak zuur [H+] < 0,1M, wordt aangezien voor sterk zuur. Hoe meer H+ = hoger pH?

Misvatting: pH wordt hoger als [H+] stijgt (voorkennis is verschil neutrale /sterke zuren/zwakke/base!)
A leerling denkt dat zoutoplossingen een hoge pH hebben omdat er geen H+ is pH = 7
B GOED leerling herkent dat F- afgesplitst en basisch reageert in water pH>7
C leerling herkent een tweewaardig sterk zuur en pH <7. Hoe meer H+ = hoger pH?
D leerling herkent een driewaardig zwak zuur en pH < 7. Hoe meer H+ = hoger pH?

Misvatting: bij evenwichtsbeschouwing uitgaan van reactievergelijking en geen rekening houden met omgeving / milieu
A GOED (evenwicht verschuift naar links bij lage pH, want als de hoeveelheid HO+ groot is (bij lage pH) dan wordt de reactie naar links gestimuleerd
B leerlingen denken dat er veel HX2- moet zijn (geweest) zodat er veel HO+ kan ontstaan
C leerlingen denken dat als er veel HO+ is, er ook veel HX3- moet zijn en het evenwicht dus rechts ligt
D leerlingen denken dat als HX3- een H+ opneemt er juist meer HX3- uit HX2- ontstaat

Misvatting: bij evenwichtsbeschouwing uitgaan van reactievergelijking en geen rekening houden met omgeving / milieu
A leerlingen denken dat als er HO ontstaat er dus ook HX2- ontstaan moet zijn
B leerlingen denken dat HX2- H+ afstaat en dat zou juist voor een lagere pH moeten zorgen
C GOED, als er veel OH- is, is al het HO+ omgezet naar HO, er wordt dus HO+ weggenomen en het evenwicht verschuift naar rechts en er is dus meer HX3- . (Bij hoge pH wordt het zuur gedeprotoneerd en ontstaat juist de base)
D leerlingen denken dat als HX3- een H+ opneemt er juist meer HX3- uit HX2- ontstaat

De vragen en toelichtingen vallen onder een CC BY-SA 4.0 licentie https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0