Quantumwereld Buiging aan een spleet
Natuurkunde voor niveau vwo 6, vwo, vwo, 6
Diagnostische vragen over het buigen van licht aan een spleet
quantumwereld, buiging, spleet, golfkarakter, diagnostische vragen, iol
Hieronder zie je de dia’s inclusief toelichting. Gebruik de knop hieronder om de presentatie (Powerpoint) te downloaden.
Download presentatie (.pptx)

Misvatting:
A: CORRECT Hoe smaller de spleet, hoe meer uitspreiding er is
B: Deze optie klinkt logisch: smallere spleet -> `smallere streep op de muur. Maar dan denkt de leerling dat de streep op de muur een afbeelding is van de spleet. Wijs de leerling op de richting van de spleet tov de richting van de streep.
C: De leerling ziet nog niet het verband tussen de spleet en de streep

Misvatting:
A: Hoe smaller de spleet, hoe minder licht er in totaal doorheen komt.
B: CORRECT: Spleet is smaller dus er is in totaal minder licht beschikbaar. Dat licht is ook nog eens meer uitgespreid. Dus in het midden is er veel minder licht.
C: De leerling ziet nog niet het verband tussen de spleet en de streep

Algemeen: Deze vraag gaat meer over het EM-spectrum. Op volgorde van grote golflengte naar kleine golflengte is het: infrarood, rood, groen, blauw, ultraviolet
Hoe groter de golflengte, hoe meer buiging, dus hoe breder het patroon. De infraroodlaser zou dus het best werken.
Misvatting:
A: groen heeft een kleinere golflengte dan rood
B: blauw heeft een kleinere golflengte dan rood
C: CORRECT: grotere golflengte -> meer buiging. Infrarood licht heeft de grootste golflengte en dus de meeste buiging.
D: ultraviolet heeft een hele kleine golflengte

De vragen en toelichtingen vallen onder een CC BY-SA 4.0 licentie: https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0