GV-10 Misvatting: Breuken en negatieve exponenten door elkaar halen
A: Haalt gebroken en negatieve exponenten door elkaar B: Schrijft 16 in breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent C: Juist D: Schrijft 2 uit breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent
GV-11 Misvatting: Breuken en negatieve exponenten door elkaar halen
A: Schrijft 27 in breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent B: Schrijft 1/3 uit breukvorm, maar vergeet de negatieve exponent C: Juist D: Haalt gebroken en negatieve exponenten door elkaar
DI-3 Misvatting: Kettingregel niet correct gebruiken.
A Kettingregel vergeten te gebruiken. Gedifferentieerd alsof 3?^2 wordt gedifferentieerd. B De 2 gebruikt. In G&R wordt de formule alleen als ?(?)=?(??+?)^? gegeven, waardoor de misvatting kan ontstaan dat het eerste getal na het haakje moet worden gebruikt. C Correct D Geeft weer wanneer leerlingen geen idee hebben hoe een soortgelijk probleem aan te pakken
DI-4 Misvatting: Kettingregel niet correct gebruiken bij gebroken functies.
A Leerling denkt −2−1=−1 bij het berekenen van de nieuwe exponent. B Correct C Kettingregel vergeten te gebruiken. Gedifferntieerd als 7?^(−2). D Alleen herschreven, niet gedifferentieerd.
DI-5 Misvatting: Verkeerd herleiden van een gebroken functie.
A Allereerst de formule gelezen als 6/3?+6/1, hierna foutief herleid tot 6?/3+6. B De formule gelezen als 6/3?+6/1. C Correct D Bij het herschrijven de regel voor herschrijven van ?/〖(??+?)〗^? verward met de regel voor het herschrijven van c√(??+?)
DI-6 Misvatting: Kettingregel niet correct gebruiken.
A Kettingregel vergeten te gebruiken. Gedifferentieerd alsof 3?^2 wordt gedifferentieerd. B Correct C De 2 niet gebruikt. In G&R wordt de formule alleen als ?(?)=?(??+?)^? gegeven, waardoor de misvatting kan ontstaan dat het eerste getal na het haakje moet worden gebruikt. D Geeft weer wanneer leerlingen geen idee hebben hoe een soortgelijk probleem aan te pakken
GV-1 Misvatting/veel gemaakte fout: het niet of niet volledig toepassen van de rekenregels m.b.t. machten
A: Alleen x tot de macht verheven B: Juist C: 2 vermenigvuldigd met 3 i.p.v. tot de macht 3
Tags: rekenregels voor machten
GV-2 Misvatting/veel gemaakte fout: het niet of niet volledig toepassen van de rekenregels m.b.t. machten:
A: 2 niet tot de macht verheven én bij x de exponenten optellen i.p.v. vermenigvuldigen B: bij x de exponenten optellen i.p.v. vermenigvuldigen C: 2 niet tot de macht verheven D: Juist
Deze PowerPoint bevat diagnostische vragen bij het thema bloedomloop.
Misvatting: leerlingen denk dat alle slagaders zuurstofrijk zijn en alle aders zuurstofarm
A GOED B Leerlingen zien ader en denken dat deze altijd zuurstof zijn C Leerlingen weten niet dat de aorta een zuurstofrijk bloedvat is
Tip: je kan antwoord C eventueel weglaten Tip: je kan eventueel ook een navelstrengslagader of navelstrengader toevoegen
Misvatting: leerlingen denk dat alle slagaders zuurstofrijk zijn en alle aders zuurstofarm
A Leerlingen zien slagader en denken dat deze altijd zuurstofrijk zijn B GOED C Leerlingen denken dat de poortader zuurstof rijk is
Tip: je kan antwoord C eventueel weg laten
Misvatting: leerlingen weten de stroomrichting van het bloed door het hart niet en/of vergeten dat er tussen de harthelften nog een kleine bloedsomloop zit
C GOED
Tip: je kan zelf variaties maken door het onderdeel in de vraag te veranderen
Misvatting: de leerlingen denken dat in haarvaten het bloed langzaam stroomt doordat de haarvaten nauw zijn en de kleine diameter van de haarvaten voor een grotere weerstand zorgt. In werkelijkheid stroomt het bloed langzamer door een groot oppervlak van het haarvatennet.
A Leerlingen denken dat een kleinere diameter voor een grote weerstand zorgt en dus de snelheid remt B GOED C Leerlingen denken dat de gazamenlijke inhoud van slagaders groter is dan van haarvaten D Leerlingen denken dat het verlies aan stroomsnelheid komt door de langere tijd met weerstand
Tip: je kunt deze vraag ook stellen met bloeddruk in de vraag
Misvatting: leerlingen denken dat hartspierweefsel de benodigde zuurstof krijgt van het bloed dat door de boezems en de kamers stroomt.
A Leerlingen passen ten onrechte de regels voor naamgeving van bloedvaten toe op de kransslagader B Leerlingen denken dat de hartspier zuurstof krijgt vanuit het bloed dat zich in de linkerkamer bevindt C Leerlingen denken dat de hartspiercellen zuurstof krijgen vanuit de aorta D GOED
Misvatting: leerlingen kennen het begrip poortader niet goed en kunnen niet beredeneren waar voedingsstoffen het lichaam inkomen
A Leerlingen denken dat voedingsstoffen in de bovenste helft van het lichaam opgenomen worden B Leerlingen beseffen niet dat de lever zelf ook al voedingsstoffen gebruikt en het hier dus lager is dan in de poortader C Leerlingen weten dat het bloed in de onderste helft van het lichaam opgenomen wordt maar realiseren niet dat hier voedingsstofrijk bloed gemengd is met voedingsstofarm bloed uit de andere organen D GOED
Tip: als vervolgstap kun je leerlingen de bloedvaten in de goede volgorde laten zetten (bv van hoog naar laag: D – B – C – A)
Misvatting: leerlingen hebben (vanuit de onderbouw) het idee dat er één poortader is vanuit de darmen naar de lever.
A Leerlingen denken dat er alleen vanuit de darmen een poortader naar de lever gaat B Leerlingen denken dat er alleen vanuit de darmen een poortader naar de lever gaat C GOED D Leerlingen denken dat ook vanuit de endeldarm het bloed eerst naar de lever gaat
Tip: pas op met gebruik in de onderbouw, het kan wenselijk zijn het daar simpeler te houden. Indien wel toegepast in onderbouw kun je hem versimpelen door D weg te halen en een optie met alleen de dunne darm toe te voegen.
De vragen en toelichtingen vallen onder een CC BY-SA 4.0 licentie https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0
Deze PowerPoint bevat diagnostische vragen over chemisch rekenen
Misvatting: molverhouding uit reactievergelijking gebruiken als massaverhouding
A molverhouding (fout) gebruikt als massaverhouding ( 2 : 1 ) B voor zuurstof is de massa 16,00 gebruikt; of 32,00 en molverhouding niet gebruikt C molverhouding als massaverhouding gebruikt ( 1 : 2 ) D juist
Auteurs: Doesjka Nijdeken en Suzy Maljaars
Misvatting: molverhouding uit reactievergelijking gebruiken als massaverhouding
A juist B molverhouding gebruikt als massaverhouding ( 1 : 3 ) C molverhouding (fout) gebruikt als massaverhouding ( 3 : 1 ) D 9,0 gram waterstof en uitrekenen hoeveel gram stikstof er ontstaat (getallen omgedraaid)
Auteurs: Doesjka Nijdeken en Suzy Maljaars
Misvatting: molverhouding in reactievergelijking niet goed toepassen bij rekenen aan reacties
A molverhouding ammoniak : zuurstof omgewisseld ( 7 : 4 ipv 4 : 7 ) B molverhouding ammoniak en zuurstof bij elkaar opgeteld (7 + 4 = 11) dan doorgaan met 7/11 van 10,0 mol = 6,36 mol C juist D rekenen met massaverhouding (10,0 mol is dan 10,0 gram, delen door 17,03, delen door 4, vermenigvuldigen met 7, vermenigvuldigen met 32,00)
Auteurs: Doesjka Nijdeken en Suzy Maljaars
De vragen en toelichtingen vallen onder een CC BY-SA 4.0 licentie https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0
Deze powerpoint bevat diagnostische vragen over koolstofchemie.
Misvatting: verwarring overnaamgeving zuren A: zuurgroep niet meegeteld B: dubbele binding in zuurgroep benoemd alsof er een dubbele binding in het koolstofskelet aanwezig is C: juist D: zuurgroep niet herkend E: naam uit BINAS 66D gekozen F: naam uit BINAS 66D EN aantal C-atomen onjuist Auteurs: Suzy Maljaars, Doesjka Nijdeken
Misvatting: fluor als element is F. Leerlingen denken dat een enkel fluoratoom niet kan voorkomen en dat fluor in een molecuul altijd F is; leerlingen vergeten dat een waterstofatoom moet worden vervangen door een fluoratoom.
A juist B een waterstofatoom wordt vervangen door een fluoratoom, bij antwoord B wordt dit over het hoofd gezien C omdat fluor als element voorkomt als twee-atomig molecuul denken leerlingen dat fluor altijd als F voorkomt D de formules van methaan en fluor zijn hier samengevoegd E dit is de formule van difluormethaan, als leerlingen denken dat fluor altijd als F voorkomt is dit de molecuulformule die wordt genoemd
Auteurs: Suzy Maljaars, Doesjka Nijdeken
Misvatting: is een halogeen nou di-atomig of niet?
A broom is Br, maar hier hoort een telwoord bij B ethaan ipv methaan (let op de spelling!) C uit BINAS 66D D juist
Auteurs: Suzy Maljaars, Doesjka Nijdeken
Misvatting: definitie verkeerd interpreteren.
A iets is alleen een isomeer als het dezelfde stamnaam heeft B juist C iets is alleen een isomeer als het dezelfde stamnaam heeft D iets is alleen een isomeer als het dezelfde stamnaam heeft
Misvatting: de notatie van de -OH groep
A veel voorkomende verwarring met methanol B O- ipv OH C OH-groep verkeerd om D juist
Auteurs: Suzy Maljaars, Doesjka Nijdeken
Misvatting: bij substitutie ontstaat waterstofhalogenide
A dit is additie B deze vergelijking is niet kloppend, bevat wel de juiste stoffen C juist D er ontstaat geen H bij een substitutiereactie met een halogeen, is wel een veel gemaakte fout
Auteurs: Suzy Maljaars, Doesjka Nijdeken
Misvatting: bij additie is een alkeen betrokken, en ontstaat slechts 1 beginstof. Vaak wordt additie met substitutie verward.
A dit is de juiste B dit is gewoon fout, de misvatting is dat de waterstofatomen vrijkomen als H; lijkt heel erg op de substitutie, leerlingen halen deze door elkaar C dit is substitutie D dit is een additie (als in: het lijkt op twee beginstoffen en één eindproduct), de molecuulformules zijn fout
Auteurs: Suzy Maljaars, Doesjka Nijdeken
Misvatting: estergroep wordt verkeerd gelinkt aan zuurgroep uit reactieproduct
A bij hydrolyse is water beginstof, geen reactieproduct B verkeerd-om gehydrolyseerd C juist D verkeerd-om gehydrolyseerd
Auteurs: Suzy Maljaars, Doesjka Nijdeken
De vragen en toelichtingen vallen onder een CC BY-SA 4.0 licentie https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0
Dit is een PowerPoint met diagnostische vragen bij het thema ademhaling.
Misvatting: leerlingen denken dat lucht die binnenstroomt de longen vergroot – borstademhaling
A Leerlingen denken dat inademing begint met het binnenstromen van de lucht en daardoor de longen vergroten B GOED C Ze weten dat de longen groter worden, maar koppelen dat niet aan een beweging van de borstkas. D Ze weten dat de ribben eerst moeten bewegen maar niet dat dit door spieren veroorzaakt wordt
Tip: na het beantwoorden van de vraag kunnen de stappen in volgorde worden gezet
Misvatting: leerlingen denken dat lucht die binnenstroomt de longen vergroot – buikademhaling
A Leerlingen denken dat inademing begint met het binnenstromen van de lucht en daardoor de longen vergroten B GOED C Ze weten dat de longen eerst groter worden maar niet dat spieren dit veroorzaken (via de borstkas) D Ze weten dat het middenrif eerst moet bewegen maar niet dat dit een spier is die aanspant.
Tip: na het beantwoorden van de vraag kunnen de stappen in volgorde worden gezet
Misvatting: Leerlingen halen hier de functies van de neusharen, neusslijmvlies, slijmproducerende cellen en trilharen door elkaar. Het is bij de trilharen moeilijk voor leerlingen de eigenschappen op mirco niveau te vertalen naar macro. Ze denken vaak dat de onzichtbare trilharen ook dingen vangen net zoals de zichtbare neusharen.
A GOED B Dit is de functie van de slijmproducerende cellen C Dit is de functie van het neusslijmvlies D Dit is de functie van de neusharen
Misvatting: Leerlingen denken dat je alleen koolstofdioxide uitademt
A Leerlingen denken dat je alleen koolstofdioxide uitademt B Leerlingen draaien koolstofdioxide en zuurstof om. C GOED
Tip: voeg in de uitleg achteraf toe dat er nog meer dingen zijn die in de uitgeademde lucht zitten (stikstof, waterdamp etc..)
Misvatting: Leerlingen verwarren lucht en zuurstof. Leerlingen denken dat er lucht wordt opgenomen in het bloed.
A Leerlingen verwarren lucht en zuurstof met elkaar. B GOED
Misvatting: Leerlingen denken dat zuurstof altijd gasvormig is en vergeten dat dit in opgeloste vorm in het bloed terecht komt.
A Goede antwoord B Leerlingen denken dat zuurstof altijd gasvormig is C Leerlingen denken dat de zuurstof direct aan de hemoglobine wordt gebonden
Misvatting: Leerlingen begrijpen het proces van ventilatie niet goed. Er zijn misvattingen over de hoeveelheid lucht die ververst wordt.
A Leerlingen denken dat alle “oude” lucht eruit gaat en vervangen wordt door “verse” lucht terwijl er een nieuw mengsel ontstaat van oude en verse lucht B GOED C Leerlingen verwarren lucht en zuurstof met elkaar D Leerlingen weten dat zuurstof en koolstofdioxide worden uitgeademd, maar vergeten de andere bestanddelen van lucht
Misvatting: leerlingen halen ventilatie en gaswisseling door elkaar.
A Leerlingen denken dat ventilatie en gaswisseling hetzelfde is B GOED C Leerlingen halen de termen ventilatie en gaswisseling door elkaar
De vragen en toelichtingen vallen onder een CC BY-SA 4.0 licentie https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0
Deze PowerPoint bevat diagnostische vragen over zuren en basen – havo.
Misvatting: niet duidelijk welk H+ ion wordt afgestaan bij een alkaanzuur
D juist
Auteurs: Suzy Maljaars
Misvatting: je noteert een zuur altijd in losse ionen, ook als het een zwak zuur is
A dit is de notatie van sterk zuur in losse ionen, HCOOH is een zwak zuur B notatie van zwak zuur in verkeerde losse ionen: geen tweewaardig zuur, CO2 heeft ook iets met zuren te maken, toch? C juist D wel losse deeltjes, maar geen ionladingen
Auteurs: Doesjka Dijkstra, Gerda Dundas, Hans Risseeuw
Misvatting: je noteert een zuur altijd in losse ionen, ook als het een zwak zuur is
A dit is de notatie van sterk zuur in losse ionen, CHCOOH is een zwak zuur B juist C het is een oplossing dus (aq) en geen vloeibare stof D bij een oplossing laten we HO weg
Auteurs: Doesjka Dijkstra, Gerda Dundas, Hans Risseeuw
Misvatting: je noteert een sterk zuur zoals een zwak zuur
A juist B notatie als zwak zuur C notatie in losse deeltjes, maar geen ionladingen D oplossing opgevat als molecuul en water
Auteurs: Doesjka Dijkstra, Gerda Dundas, Hans Risseeuw
Misvatting: pH wordt hoger als [H+] stijgt (voorkennis is verschil zwakke /sterke zuren!)
A pH = 7 B eenwaardig sterk zuur: ioniseert volledig dus [H+] = concentratie oplossing C juist, tweewaardig sterk zuur: ioniseert volledig dus [H+] > concentratie oplossing D driewaardig zwak zuur [H+] < lager dan concentratie oplossing, wordt aangezien voor sterk zuur
Auteurs: Doesjka Dijkstra
Misvatting: pH wordt hoger als [H+] stijgt (voorkennis is verschil zwakke /sterke zuren!)
A juist: pH = 7 B eenwaardig sterk zuur: ioniseert volledig dus [H+] = 1M C tweewaardig sterk zuur: ioniseert volledig dus [H+] > 1M D driewaardig zwak zuur [H+] < 1M, wordt aangezien voor sterk zuur
Auteurs: Doesjka Dijkstra
De vragen en toelichtingen vallen onder een CC BY-SA 4.0 licentie https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0